Van molecule naar mens
Mijn moleculen zijn hoe mijn centrale nietsheid er uitziet op korte afstand. (Alleen mijn grootste moleculen kunnen gezien en gefotografeerd worden door een elektronenmicroscoop.) Zij zijn het niveau onder mijn cellen en boven mijn atomen en spelen een vitale rol in het bepalen wie ik ben op het menselijke niveau. De genetische codering van mijn DNA-moleculen bijvoorbeeld vertaald zich naar boven toe in het vastleggen van de verschillende functies van mijn cellen, wat zich verder naar boven vertaald op het menselijk niveau in zaken zoals hoe lang ik ben, hoe ik voedsel verteer, hoe ik reageer op infecties en geneesmiddelen, enzovoort. In die zin ben ik ,menselijk gesproken, wat mijn genen bepalen dat ik ben.
Moleculaire gezichten ruilen
Wanneer ik vanuit mijn centrale nietsheid naar buiten kijk, zie ik natuurlijk mijn moleculair ‘gezicht’ niet, net zo min als ik mijn menselijk gezicht zie op het menselijke niveau. Op elk niveau is mijn uiterlijk er voor de anderen. Het is alleen door mijn waarnemer – op deze afstand de moleculaire bioloog – dat ik erin slaag mezelf objectief te leren kennen. Zij plaatst zichzelf in mijn moleculaire zone en neemt me zo waar als moleculen – daar in haar centrale nietsheid. Als ik mijn waarnemer op dezelfde afstand zou waarnemen, dan zou ik haar moleculen ontdekken, hier in mijn centrale nietsheid. Zo zouden we elk openheid zijn voor de moleculaire verschijning van de ander. We zouden moleculaire ‘gezichten’ ruilen. Na mekaar op het moleculaire niveau bestudeerd te hebben, zouden we dan van achter onze microscopen kunnen stappen en mekaar onze bevindingen vertellen op het menselijke niveau, waarbij we aan mekaar onze moleculaire identiteit zouden terugspiegelen.
Eén centrale leegte
Ik bevind me in het centrum van al mijn gebieden, inbegrepen mijn moleculair gebied. Ik kijk hier in mijn centrum en zie dat het leeg is. Natuurlijk is de kern van elk van mijn moleculen bewuste ruimte of openheid. Elk van mijn moleculen is voor zichzelf geen ‘ding’, afgescheiden van zijn buren, maar openheid voor die buren. Al is zijn ‘zicht naar buiten’ op zijn buren waarschijnlijk heel pover, toch is het een zicht en voldoende om aan zijn behoeften te voldoen. Anderzijds is het ‘zicht naar binnen’ uitstekend – grenzeloos helder en absoluut bewust. Ik weet dit omdat ik nu geniet van dat zicht naar binnen.