De Hiërarchie van Hemel en Aarde

Een visie van Richard Lang

MIJN IDENTITEIT ALS LEVEN

Als mijn waarnemer zich weg beweegt van mijn wereldomvattend menselijk lichaam (het lichaam van de Mensheid) dan ontdekt zij dat ik onlosmakelijk verbonden ben met de rest van het leven. Er is geen absolute grens die me scheidt van andere soorten. Van hen hang ik af. Als ze hiermee rekening houdt komt ze tot de conclusie dat er in feite maar één wezen is dat hier leeft en dat wezen is het web van alle soorten. Op deze afstand maakt mijn identiteit als Mensheid plaats voor mijn identiteit als Leven.

Gezien van hoog in de stratosfeer verschijn ik als de biosfeer, een dunne organische laag die gesandwiched is tussen de anorganische atmosferische en geologische lagen van de planeet. Ik ben een holle schaal, op mijn dikste niet meer dan een duizendste van mijn diameter van 10.000 km. Als een levend membraan wroet ik in de aarde, zwem in de zeeën, vlieg door de lucht, kruip, wandel en loop op het land. Ik werd ongeveer 3,5 miljard jaar geleden geboren als een primitieve cel in de vloeistoffen van de afkoelende planeet. Ik heb me met succes aangepast aan en ben geëvolueerd met de veranderende condities van de planeet en ben nu een oneindig complex systeem van onderling afhankelijke soorten. Volgens mijn laatste schattingen omvat ik zowat 12 miljoen soorten, waarvan er ongeveer 70 uitsterven elke dag. De menselijke soort is één tak van deze enorme, oude boom die ik ben. Deze menselijke handen waarmee ik deze beschrijving van mezelf typ behoren zowel tot mijzelf als persoon als tot mijzelf als Leven.

Uitbreiding naar alle Leven

Vanuit mijn centrum naar buiten kijkend ben ik in de eerste plaats ruimte voor mijn (hoofdloos) lichaam, dan ruimte voor andere mensen en dan, voorbij het menselijke gebied, ruimte voor andere soorten: voor dieren, insecten, vogels, vissen, reptielen en planten. Als ik naar een jong katje kijkt, ben ik openheid voor haar. Ik omvat in mijn uitgestrekte afwezigheid deze kwetsbare tak van de geweldige boom van het leven, deze kwetsbare ledemaat van mijn eigen lichaam. Ik ben dit katje.

De afwezigheid van een absolute grens tussen mij en de rest van het Leven toont zich zowel tijdelijk als ruimtelijk. Als ik de oorsprong van mijn leven in de tijd opspoor, tot mijn menselijke voorouders en verder, dan vind ik me stapsgewijs herenigd met meer en meer schepselen. Er is geen datum die me uiteindelijk scheidt van enige andere vorm van Leven. De vele takken van het Leven die vandaag bestaan zijn één in de oude stam. Diep in het verleden hebben ik en de worm in mijn tuin een gemeenschappelijke voorouder. Anders gezegd: de worm en ik zijn verschillende ledematen van die ene voorouder, die ene oorspronkelijke cel die nu nog altijd leeft in ons allebei. En lang nadat ik als Mensheid uitgestorven ben zal ik nog altijd voortleven in één of andere soort worm, beeld ik me in.

Tegelijkertijd rapporteren psychologen, die de diepere niveaus van onze geest onderzoeken, dat er mentale lagen zijn die we delen met al wat leeft. Krab de oppervlakte weg en we zijn allemaal dieren. Op dit niveau, of ik nu van binnen of van buitenuit naar mezelf kijk, in het verleden, het heden of de toekomst, ben ik Leven en is Leven één.

Mijn naderende waarnemer merkt op dat het Leven uit vele soorten bestaat, dat de menselijke soort uit vele mensen bestaat en dat deze mens uit vele cellen bestaat. Elk niveau van mijn wezen onderscheidt zich van de anderen en toch wordt elk de anderen – ik ben een ondeelbaar, hiërarchisch georganiseerd, levend systeem.

Als ik nog verder kijk, voorbij Leven (voorbij de biosfeer), dan stel ik vast dat ik openheid ben voor de andere “sferen”: de atmosfeer boven en de geosfeer beneden.


Zelfbewuste biosfeer

Door mijn levenloze buren te bestuderen, door mezelf tegenover hen te stellen en mezelf te zien vanuit hun gezichtspunt, leer ik mijn vitaliteit als het Leven waarderen. Net zoals ik ontdek wie ik ben als mens in de menselijke samenleving, en wie ik ben als soort in het gezelschap van andere soorten, zo ontdek ik wie ik als Leven ben in het gezelschap van mijn anorganische buren. Al denk ik misschien dat ik als een menselijk wezen de atmosfeer daarboven en de rotsen daaronder bestudeer, mijn ogen en geest zijn in werkelijkheid die van het Leven.

Verrukt over de ‘wonderen van het instinct’ vragen wij ons bijvoorbeeld af hoe een spin, met zo weinig hersenen en geen opleiding, zo’n volmaakt web kan maken. Het antwoord is al in onze hoofden. De werken van dat nog nederiger wezen, de hersenloze hersencel, zijn nog veel verrukkelijker. Hun geheim is dat de cel niet hersenloos is; het hele brein is het brein van elk van zijn cellen. Net zo zijn de echte hersenen van een organisme de hersenen van zijn soort, van zijn geslacht en ten slotte van het Leven zelf. Uiteindelijk omvatten mijn hersenen die van de spin, net zoals die van de spin de mijne omvatten. Noch kan ik één van beide missen. Als de vogelen in de lucht en de beesten op het veld en de vissen in de zee me niet naar het Koninkrijk trekken, dan zal ik er nooit aankomen, want zij zijn daar mijn vitale voltooiing. 

The Hierarchy of Heaven and Earth, Douglas Harding.

Headless on Youtube
Full book catalogue
Headless on Instagram

Click here for Headless Podcasts
Click here for workshops with Richard Lang


Click here for information on online hangouts
Click here for an app to connect with Headless friends
Click here fora free e-course
Click here for our online shop
Click here to get the free Headless iPhone app
Click here for downloadable videos of Douglas Harding
Click here for the Latest News
Click here to Donate